79
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Specificeren van het contrast
Gebruik de volgende procedure om het relatieve verschil
tussen de lichte delen en de donkere delen te regelen van
het beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie op MENU.
2.
Selecteer de “REC” tab, selecteer “Contrast”
en druk daarna op [ ].
3.
Selecteer de gewenste instelling en druk ver-
volgens op SET.
Om dit te doen:
Hoog contrast
Normaal contrast
Laag contrast
Selecteer deze instelling:
High (hoog)
Normal (normaal)
Low (laag)
Speciferen van de contourscherpte
Gebruik de volgende procedure om de scherpte van de con-
touren in het beeld te regelen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie op MENU.
2.
Selecteer de “REC” tab, selecteer “Sharpness”
(scherpte) en druk daarna op [ ].
3.
Selecteer de gewenste instelling en druk ver-
volgens op SET.
Om dit te doen:
Hoge scherpte
Normale scherpte
Lage scherpte
Selecteer deze instelling:
Hard (hard)
Normal (normaal)
Soft (zacht)
Comments to this Manuals