122
GEAVANCEERDE INSTELLINGEN
Het functiegeheugen gebruiken om de
defaultinstellingen bij het inschakelen
van de spanning te configureren
U kunt de camera zodanig configureren dat deze bepaalde
instellingen opslaat in het “functiegeheugen” telkens wanneer de
camera wordt uitgeschakeld waarna deze instellingen opnieuw
worden hersteld de volgende keer dat u de camera opnieuw
inschakelt. Hierdoor hoeft u de camera niet elke keer te
configureren telkens wanneer u hem in- en uitschakelt.
Zie stap 4 van de onderstaande instelprocedure voor informatie
aangaande de instellingen die u kunt opslaan met het
functiegeheugen.
1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2. Selecteer bij de “REC” (opname) indextab
“Memory” (geheugen) en druk vervolgens op
[X].
3. Selecteer d.m.v. [S] en [T] het item dat u wilt
configureren en druk vervolgens op [X].
4. Selecteer m.b.v. [S] en [T] de gewenste
instelling en druk vervolgens op [SET]
(instellen).
Om dit te doen:
Selecteer
deze
instelling:
De huidige instelling opslaan wanneer de
camera wordt uitgeschakeld en de
instelling herstellen wanneer de camera
opnieuw wordt ingeschakeld
On (aan)
De optimale defaultinstelling herstellen
wanneer de camera wordt ingeschakeld
Off (Uit)
Comments to this Manuals