D-28
Toepassen van effecten op tonen
Instellen van een DSP type
Naast de 100 ingebouwde effecttypes kunt u ook effecttypes
bewerken om uw eigen types te creëren en ze op te slaan in
het gebruikersgeheugen. U kunt maximaal 100 effecttypes
tegelijkertijd in het gebruikersgeheugen hebben. U kunt ook
het DSP type selecteren of de laatste toon die gebruikt is
waarbij DSP mogelijk is. Dit betekent dat u altijd toegang
heeft tot het DSP type van gavanceerde tonen en tonen die u
kunt downloaden van het Internet. Om het DSP type van de
laatst gebruikte toon waarbij DSP ingeschakeld is te
selecteren, dient u “ton” in stap 3 van de onderstaande
procedure te selecteren.
Voer de volgende stappen uit om een DSP type te selecteren.
VOORBEREIDINGEN
• Bij gebruik van een DSP effect dient u de mixer te
gebruiken om te bevestigen dat de DSP lijnen van de
vereiste onderdelen ingeschakeld is. Zie “Mixerfunctie”
op pagina D-40 voor meer informatie.
1
Druk op de EFFECT toets zodat de wijzer naast
EFFECT in de display verschijnt.
2
Druk op de [왘] CURSOR toets.
• Het DSP type instelscherm (stap 3) verschijnt
automatisch ongeveer vijf seconden na indrukken van
de toets.
3
Selecteer het gewenste type DSP m.b.v. de [+] en
[–] toetsen of de cijfertoetsen.
• Zie de “Effectenlijst” op pagina A-14 voor informatie
aangaande de DSP types die kunnen worden
geselecteerd.
• Hier kunt u ook de parameters veranderen van de
effecten die u selecteerde, indien u dit wenst. Zie
“Veranderen van de instellingen van de DSP
parameters” voor meer informatie.
OPMERKING
• Het DSP type displaygebied toont het DSP nummer (000
tot en met 199) of “ton” (gebruikerstoon gecreëerd m.b.v.
DSP).
Veranderen van de instellingen van
de DSP parameters
U kunt de relatieve sterkte van een DSP en hoe deze wordt
toegepast regelen. Zie de volgende paragraaf getiteld “DSP
parameters” voor meer informatie.
1
Gebruik na het selecteren van het gewenste DSP
type de [왗] and [왘] CURSOR toetsen om de
parameter te verkrijgen waarvan u de instelling wilt
veranderen.
• Hierdoor verschijnt het parameterinstelscherm.
2
Maak de gewenste parameterinstelling m.b.v. de
[+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen.
• Door de [+] en [–] toetsen tegelijkertijd in te drukken
wordt de oorspronkelijke instelling van de parameter
opnieuw verkregen.
3
Druk op de EFFECT of EXIT toets.
• Hierdoor wordt het toon of ritme instelscherm
verlaten.
DSP parameters
Het volgende beschrijft de parameters voor elke DSP.
DSP
■
Parameter 0 tot en met 7
Deze parameters verschillen afhankelijk van het
algoritme* van het geselecteerde DSP type. Zie de
“Effectenlijst” op pagina A-14 en de “DSP algoritmelijst”
op pagina A-16 voor meer informatie.
* Effectorstructuur en –bedieningstype.
■
DSP nagalmzenden (DSP Reverb Send)
(Bereik 000 tot en met 127)
Specificeert hoeveel van het post-DSP geluid naar nagalm
dient te worden gezonden.
■
DSP zwevingszenden (DSP Chorus Send)
(Bereik 000 tot en met 127)
Specificeert hoeveel van het post-DSP geluid naar
zweving dient te worden gezonden.
738A-D-030A
CURSOREFFECT
Number buttons
[+]
/
[–]
EXIT
Cijfertoetsen
WK3200_d_22-31.p65 05.4.14, 4:38 PM28
Comments to this Manuals