69
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Voor dit type autofocusbereik:
Bijzonder beperkt bereik in het midden
van het scherm.
• De instellingen werken goed met
scherpstelvergrendeling (pagina 74).
Automatische keuze van het
scherpstelbereik waar het onderwerp zich
het dichtst bij de camera bevindt.
• Bij deze stand verschijnt er op het
beeldscherm eerst een scherpstelkader
met zeven scherpstelpunten. Wanneer u
de sluitertoets halverwege indrukt, kiest
de camera automatisch het
scherpstelpunt waar het onderwerp zich
het dichtst bij de camera bevindt en op
dat punt verschijnt ook een
scherpstelkader.
• Deze instelling voorkomt het verlies van
scherpstelling op beelden op de
voorgrond wanneer de camera
scherpstelt op de achtergrond. Dit is
handig bij het maken van simpele
snapshots waarbij het onderwerp zich
niet in het midden van het scherm
bevindt.
Selecteer deze
instelling:
Spot
(puntmeten)
Multi
(multipatroon
meting)
2.
Selecteer “Auto PF” van de “REC” (opname)
tab en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Schakel automatisch panfocus in
Schakel automatisch panfocus uit
Selecteer deze instelling
:
On (aan)
Off (uit)
■ Specificeren van het bereik van autofocus
U kunt de volgende procedure gebruiken om het
autofocusbereik te veranderen tijdens de autofocusfunctie
en de macrofunctie (pagina 70).
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer “AF Area” (autofocusbereik) op de
“REC” (opname) tab en druk vervolgens op
[].
3.
Selecteer het gewenste autofocusbereik
m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET].
Comments to this Manuals