58
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
2.
Zet de
functiedraairegelaar op
“ ” (fotofunctie)
(pagina 55)
• De (fotofunctie) icoon
wordt aangegeven in het
beeldscherm terwijl de
fotofunctie geselecteerd
is.
3.
Zet het beeld op het beeldscherm zo op dat
het hoofdonderwerp zich binnen het scherp-
stelkader bevindt.
• Het scherpstelbereik van de camera hangt af van de
scherpstelfunctie die u gebruikt (pagina 79).
• U kunt beelden opzetten m.b.v. ofwel het
beeldscherm ofwel de optische zoeker (pagina 64).
• U kunt bij het gebruik van de optische zoeker voor
het opzetten van beelden [DISP] gebruiken om het
beeldscherm uit te schakelen en op die manier
stroom van de batterijen sparen.
1.
Druk op de spanningstoets of op de [ ]
(REC) toets om de camera in te schakelen.
• Hierdoor verschijnt een beeld of een boodschap op
het beeldscherm en wordt de op dat moment
geselecteerde functie ingeschakeld.
• Als de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is bij
inschakelen van de camera verschijnt de boodschap
“There are no files.” (er zijn geen bestanden) als u
nog geen beelden opgeslagen heeft liggen in het
geheugen. Daarnaast zal de icoon zichtbaar zijn
aan de bovenkant van de display. Mocht dit het geval
zijn druk dan op de [ ] (REC) toets om de op dat
moment geselecteerde opnamefunctie (REC) in te
schakelen.
Spanningstoets
[ ]
Fotofunctie icoon
Scherpstelkader
Comments to this Manuals