83
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van de macrofunctie
Gebruik de macrofunctie wanneer u scherp wilt stellen op
close-up onderwerpen. Hieronder volgt het
scherpstelbereik van de macrofunctie.
Bereik: 10 cm – 50 cm
• Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier
boven aangegeven waarden.
1.
Druk op [왖] ( ) om door de instellingen van
de scherpstelfunctie te circuleren totdat “ ”
aangegeven wordt als de indicator van de
scherpstelfunctie.
2.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
• Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de autofocusfunctie.
LET OP
• Wanneer de macrofunctie niet goed kan
scherpstellen omdat het onderwerp te ver weg is, zal
de camera automatisch overschakelen naar het
scherpstelbereik van de autofocus (pagina 80).
• Wanneer u tijdens het opnemen met de macrofunctie
een optische zoombewerking (pagina 65) uitvoert,
verschijnt een waarde op het beeldscherm zoals
hieronder is aangegeven om het scherpstelbereik
mee te delen.
Voorbeeld: 앪앪 cm – 앪앪 cm
* 앪앪 wordt vervangen door de feitelijke
scherpstelbereikwaarde.
BELANGRIJK!
• Het gebruik van de flitser samen met de
macrofunctie kan er de oorzaak van zijn dat het licht
van de flitser geblokkeerd raakt hetgeen ongewenste
lensschaduwen kan produceren in het resulterende
beeld.
Comments to this Manuals