72
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
BELANGRIJK!
• De flitsintensiteit verandert mogelijk niet wanneer het
onderwerp zich te ver van of te dicht bij de camera
bevindt.
Veranderen van de flitssterkte instelling
Voer de volgende stappen uit om de flitssterkte instelling te
veranderen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab m.b.v.
[왗] en [왘].
3.
Selecteer de “Flash Intensity” (flitsintensiteit)
m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [왘].
4.
Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instellingen
te selecteren en druk daarna op [SET].
Om de flitsintensiteit op
deze manier te veranderen:
Sterker
Normaal
Zwakker
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
–1
–2
Gebruik van de flitserassistent
(Flash Assist)
Wanneer een onderwerp opgenomen wordt dat zich buiten
het bereik van de flitser bevindt, kan dat onderwerp er
donker uitzien op het resulterende beeld omdat niet
genoeg licht van de flitser het onderwerp belichtte. Mocht
dit gebeuren dan kunt de flitserassistent gebruiken om de
helderheid van het opgenomen onderwerp te corrigeren
zodat het lijkt alsof de belichting door de flitser voldoende
was.
disp
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab m.b.v.
[왗] en [왘].
disp
Flitserassistent wordt
niet gebruikt
Flitserassistent wordt
wel gebruikt
Comments to this Manuals