APPENDIX
231
Het onderwerp is niet
scherp bij het opgenomen
beeld.
Opnamen van
landschappen zijn
onscherp.
De flitser flitst niet.
De camera schakelt
zichzelf langzaam uit
tijdens het aftellen van de
zelfontspanner.
Er was niet scherpgesteld op het beeld.
1) Er is niet goed scherpgesteld op het beeld.
2) Een verkeerde scherpstelfunctie is
geselecteerd.
3) Een verkeerd BEST SHOT decor is
geselecteerd.
1) “
” (flitser uit) is geselecteerd als de
flitsfunctie.
2) De batterijen zijn leeg.
3) Een scène die “
” (flitser uit) selecteert als de
flitsfunctie is geselecteerd bij de BEST SHOT
functie.
De batterijen zijn leeg.
Bij het maken van de compositie van het beeld
dient u er op te letten dat.
1) Let er bij het samenstellen van het beeld op dat
het onderwerp waarop u wilt scherpstellen zich
binnen het scherpstelkader bevindt (pagina 58).
2) Verander de scherpstelfunctie naar “
”
(autofocus, pagina 80) of “
” (oneindig,
pagina 84).
3) Verander het BEST SHOT decor naar
“Scenery” (landschap) (pagina 98).
1) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 69).
2) Vervang de batterijen (pagina 41).
3) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 69)
of een andere BEST SHOT scène (pagina 98).
Vervang de batterijen (pagina 41).
Beeldopname
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Comments to this Manuals