129
GEAVANCEERDE INSTELLINGEN
Met de filterfunctie van de camera kunt u kleurtonen aan de
beelden toevoegen terwijl u deze aan het opnemen bent. Het
kleureneffect ziet er precies uit zoals wat u zou krijgen door een
kleurenfilter op het objectief van de camera te monteren.
1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2. Selecteer bij de “Quality” (kwaliteit) indextab
“Filter” (kleurenfilter) en druk vervolgens op
[X].
3. Selecteer m.b.v. [S] en [T] de gewenste
instelling en druk vervolgens op [SET]
(instellen).
Beschikbare filterinstellingen zijn: Off (Uit), B/W (zwart/wit),
Sepia (sepia), Red (rood), Green (groen), Blue (blauw),
Yellow (geel), Pink (roze), Purple (paars)
Stel de contourscherpte in van de onderwerpen in beeld d.m.v.
de volgende procedure.
1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2. Selecteer bij de “Quality” (kwaliteit) indextab
“Sharpness” (contourscherpte) en druk
vervolgens op [X].
3. Selecteer m.b.v. [S] en [T] de gewenste
instelling en druk vervolgens op [SET]
(instellen).
U kunt één van de vijf instellingen van +2 (scherpst) tot en
met –2 (minst scherp) specificeren voor de contourscherpte.
Gebruiken van de filtereffecten van de
camera
Instellen van de beeldscherpte
Comments to this Manuals