138
GEAVANCEERDE INSTELLINGEN
3. Selecteer m.b.v. [S] en [T] de gewenste
instelling en druk vervolgens op [SET]
(instellen).
BELANGRIJK!
• De hieronder gegeven iconen verschijnen niet in het
display wanneer de icoonhulpfunctie uitgeschakeld is.
– Flitserfunctie icoon (pagina 76)
– Scherpstelfunctie icoon (pagina 112)
– Witbalans icoon (pagina 123)
– Meetfunctie icoon (pagina 127)
Het functiegeheugen gebruiken om de
defaultinstellingen bij het inschakelen
van de spanning te configureren
U kunt de camera zodanig configureren dat deze bepaalde
instellingen opslaat in het “functiegeheugen” telkens wanneer de
camera wordt uitgeschakeld waarna deze instellingen opnieuw
worden hersteld de volgende keer dat u de camera opnieuw
inschakelt. Hierdoor hoeft u de camera niet elke keer te
configureren telkens wanneer u hem in- en uitschakelt.
Zie stap 4 van de onderstaande instelprocedure voor informatie
aangaande de instellingen die u kunt opslaan met het
functiegeheugen.
1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2. Selecteer bij de “REC” (opname) indextab
“Memory” (geheugen) en druk vervolgens op
[X].
3. Selecteer d.m.v. [S] en [T] het item dat u wilt
configureren en druk vervolgens op [X].
Om dit te doen:
Selecteer
deze
instelling:
De icoon hulptekst weergeven naast de
icoon van een functie wanneer u de
functie selecteert
On (aan)
Icoonhulp uitschakelen Off (Uit)
AWB
Comments to this Manuals