5-9
u De lijnstijl van een functievoorschrift wijzigen
1. Gebruik op het scherm met de functievoorschriften f en c om het voorschrift te kiezen
waarvan u de lijnstijl wilt wijzigen.
2. Druk op 4(STYL).
3. Selecteer de lijnstijl.
Voorbeeld Wijzig de lijnstijl van
y = 2x
2
– 3, opgeslagen in geheugenzone Y1, in
“Broken”.
4(STYL)3(
) (Selecteert “Broken”.)
u Het voorschrifttype wijzigen *
1
1. Druk terwijl de lijst met functievoorschriften op het scherm staat op f of op c om de
zone aan te klikken waar het voorschrift staat waarvan u het type wilt wijzigen.
2. Druk op 3(TYPE) 5(CONV).
3. Selecteer het nieuwe voorschrifttype.
Voorbeeld Om de functie in geheugengebied Y1 te wijzigien van
y = 2 x
2
– 3 in
y < 2 x
2
– 3
3(T YPE) 5(CONV) 3(
'Y<) (Wijzigt het voorschrifttype in “Y<”.)
*
1
U kunt het voorschrifttype alleen wijzigen voor voorschriften in cartesische coördinaten en
voorschriften van ongelijkheden.
u Een voorschrift wissen
1. Druk terwijl de lijst met functievoorschriften op het scherm staat op f of op c om de
zone aan te klikken waar het voorschrift staat dat u wilt wissen.
2. Druk op 2(DEL) of op D.
3. Druk op 1(Yes) om het voorschrift te wissen, of op 6(No) als u toch maar niet wilt
wissen.
• Door de bovenstaande procedure te volgen bij het verwijderen van een regel van een
voorschrift waarin
x en y van een parameter afhangen (zoals Xt2), wordt ook de toe te
passen gekoppelde regel verwijderd (Yt2 in geval van Xt2).
k Functievoorschriften selecteren
u Een grafiek activeren of de-activeren
1. Gebruik op het scherm met de functievoorschriften f en c om het voorschrift te kiezen
waarvan u geen grafiek wilt tekenen.
2. Druk op 1(SEL).
• Met elke druk op 1(SEL) wordt het tekenen van de grafiek actief en niet-actief.
3. Druk op 6(DRAW).
Voorbeeld Kies de volgende voorschriften en teken hun grafiek:
Y1 = 2
x
2
– 5, r 2 = 5 sin3
θ
Gebruik de volgende instellingen voor het weergavevenster (V-Window).
Comments to this Manuals