5-21
8. Dynamisch tekenen
Belangrijk!
• De fx-7400GII heeft geen DYNA modus.
k Gebruik van dynamische grafieken
Met dynamische grafieken kunt u een interval van waarden opgeven voor de coëfficiënten van
een voorschrift, en op het scherm bekijken hoe de grafiek verandert. Zo kunt u nagaan hoe de
vorm en positie van een grafiek worden beïnvloed door de coëfficiënten en termen waaruit het
voorschrift is samengesteld.
1. Kies in het hoofdmenu de modus DYNA .
2. Stel het weergavevenster in (V-Window).
3. Kies in het configuratiescherm voor Dynamic Type.
1(Cnt) ... Continu blijven tekenen
2(Stop) ... Automatisch stoppen na 10 maal tekenen
4. Gebruik de cursortoetsen om het voorschrifttype in de lijst te selecteren.*
1
5. Geef de coëfficiëntwaarden op en bepaal welke coëfficiënt de actieve parameter is.*
2
6. Geef de beginwaarde, de eindwaarde en de toename op.
7. Bepaal de tekensnelheid.
3(SPEED) 1(
) ....Wacht na iedere tekenhandeling (Stop&Go)
2( ) ......De heflt van de normale snelheid (Slow)
3( ) ......De snelheid waarop het toestel ingesteld is (Normal)
4( ) ....Het dubbele van de normale snelheid (Fast)
8. Teken de dynamische grafiek.
*
1
Het menu met de modelvoorschriften bevat de volgende zeven voorschriften:
• Y=AX+B • Y=A(X+B)
2
+C • Y=AX
2
+BX+C • Y=AX^3+BX
2
+CX+D
• Y=Asin(BX+C) • Y=Acos(BX+C) • Y=Atan(BX+C)
Druk op 3(TYPE) en selecteer het gewenste voorschrifttype. Daarna kunt u het eigenlijke
voorschrift invoeren.
*
2
U kunt hier ook drukken op w om het menu met de parameterinstellingen te openen.
• Wanneer geen dynamische functie meer getekend kan worden, dan verschijnt op het scherm
“Too Many Functions”.
Voorbeeld Teken de dynamische grafiek van
y = A( x – 1)
2
– 1, als de actieve
parameter A verandert van 2 naar 5 met een toename van 1. De grafiek
wordt 10 keer getekend.
1 m DYNA
2 !3(V-WIN)1(INIT)J
3 !m(SET UP) c*2(Stop)J
*fx-9750GII: !m(SET UP)
4 5(B-IN)c1(SEL)
5 4(VAR)cw-bw-bw
6 2(SET)cwfwbwJ
Comments to this Manuals