8-12
• In de modus RUN
•
MAT (of RUN ) zal de invoer van het commando Prog, gevolgd door het
drukken op w ervoor zorgen dat het genoemde programma start.
Return
Functie: Dit commando veroorzaakt de terugkeer van een subprogramma naar het
hoofdprogramma.
Syntax: Return _
Beschrijving: Het commando Return binnen een hoofdprogramma stopt de uitvoering van
dit programma. Het commando Return binnen een subprogramma stopt de uitvoering van dit
programma, zodat u terugkeert naar het programma van waaruit naar het subprogramma is
gesprongen.
Stop
Functie: Dit commando beëindigt de uitvoering van een programma.
Syntax: Stop _
Beschrijving:
• Dit commando beëindigt de uitvoering van een programma.
• Dit commando binnen een lus beëindigt nog altijd de uitvoering van het programma zonder
dat een fout wordt veroorzaakt.
k Sprongcommando’s (JUMP)
Dsz
Functie: Dit commando is een sprong met een teller die de waarde van de referentievariabele
vermindert met één. Als deze waarde nul is, wordt er een instructie verder gesprongen.
Syntax:
Waarde variabele
≠ 0
Dsz <naam variabele> : <instructie>
_
:
^
<instructie>
Waarde variabele
= 0
Parameters: naam variabele: A tot Z, r ,
θ
[Voorbeeld] Dsz B: de waarde van B vermindert met 1.
Beschrijving: Dit commando vermindert de waarde van een referentievariabele met één,
en vergelijkt die nieuwe waarde dan met 0. Is de nieuwe waarde niet 0, dan wordt de
eerstvolgende instructie uitgevoerd. Is ze wel 0, dan wordt een sprong gemaakt over de
instructie naar de instructie die volgt na het eerstvolgende commando voor meervoudige
instructies (:), of pauzecommando ( ^), of nieuwe regel-commando ( _).
Goto~Lbl
Functie: Dit commando veroorzaakt een onvoorwaardelijke sprong naar een welbepaalde
plaats.
Syntax: Goto <getal of variabele> ~ Lbl <getal of variabele>
Parameters: getal: waarde (van 0 tot 9), variabele (van A tot Z,
r ,
θ
)
Comments to this Manuals